In een APV is vaak een bepaling opgenomen op grond waarvan het verboden is om zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om in drugs te handelen. Om na een eerste overtreding herhaling te voorkomen, wordt door een burgemeester geregeld een last onder dwangsom opgelegd.
In een uitspraak van 14 mei 2025 laat de Raad van State zich uit over de vraag of door de burgemeester van Gemeente Nissewaard voldoende aannemelijk is gemaakt dat een persoon deze overtreding (opnieuw) heeft begaan en dus tot invordering van een dwangsom kon worden overgegaan. De rechtbank Rotterdam had geoordeeld dat de burgemeester niet aan de op hem rustende bewijslast had voldaan. De Afdeling denkt hier echter terecht anders over.
De Afdeling stelt eerst vast wat de burgemeester aannemelijk moet maken om een overtreding vast te stellen en dus tot invordering te kunnen overgaan. Kort gezegd moet sprake zijn van een deugdelijke en controleerbare vaststelling van relevante feiten en omstandigheden door een ter zake deskundige medewerker die dit ook op schrift heeft gesteld (de bestuurlijke rapportage). Deze rapportage moet verder minimaal de plaats, het tijdstip en de datum van de waarneming, een inzichtelijke beschrijving van de gehanteerde werkwijze en een inzichtelijke beschrijving van wat is waargenomen bevatten. Verder kan het soms nodig zijn om de achterliggende processen-verbaal toe te voegen, maar moet (i.c.) de burgemeester zich minimaal in algemene zin vergewissen van deze achterliggende informatie.
Toegepast op de bestuurlijke rapportage die in deze zaak is opgemaakt, stelt de Afdeling vast dat de rapportage voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Het was niet nodig de achterliggende processen-verbaal op te vragen omdat die niet serieus zijn betwist. Verder bevatte de bestuurlijke rapportage weliswaar veel ondersteunend bewijs, maar is ook dit bewijs van belang omdat het wel een beeld geeft van (druggerelateerde) activiteiten in algemene zin. Er lijkt sprake te zijn van een optelsom (waar rook is, is vuur). Daarbij betrekt de Afdeling ook dat geen afdoende verklaring is gegeven door de persoon in kwestie voor alle waarnemingen.
Anders dan de rechtbank is de Afdeling dan ook van oordeel dat de burgemeester op grond van de bestuurlijke rapportage voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake was van een overtreding. De invordering van de dwangsom blijft hierdoor in stand, ook omdat in hoger beroep de gestelde slechte financiële positie niet is onderbouwd en de burgemeester (onweersproken) heeft gesteld dat een betalingsregeling is getroffen.