Relevantie
Als het Openbaar Ministerie bij een bedrijfsongeval overgaat tot een strafrechtelijke vervolging, dan zien wij in de praktijk doorgaans dat een rechtspersoon wordt aangesproken die als werkgever heeft te gelden op grond van de Arbeidsomstandighedenwet. Dit komt mede door de ruime formulering van het werkgeversbegrip in de Arbeidsomstandighedenwet. Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch sprak in een arrest van 2 juni 2023 een rechtspersoon echter vrij voor het overtreden van artikel 32 Arbeidsomstandighedenwet, omdat aan het werkgeversbegrip niet was voldaan. Als geen sprake is van een ‘werkgever’ kan aan een overtreding van artikel 32 Arbeidsomstandighedenwet niet worden toegekomen. Dit artikel legt immers op de werkgever een zorgplicht.

Samenvatting
Een werknemer (het slachtoffer in deze zaak) was samen met zijn collega’s verantwoordelijk voor het plaatsen, corrigeren en verwijderen van ’twistlocks’ voor het laden van containers op een schip door een stuwadoorsbedrijf. Tijdens deze werkzaamheden is het slachtoffer bekneld geraakt tussen containers.

Het Openbaar Ministerie heeft vervolgens een rechtspersoon strafrechtelijk aangesproken voor dit bedrijfsongeval. Uit het uittreksel van de KvK van deze verdachte rechtspersoon is gebleken dat de werkzaamheden met name zien op het uitlenen van bemanningen. Tussen de verdachte rechtspersoon en het slachtoffer is een zee-arbeidsovereenkomst gesloten, die in de visie van het gerechtshof beschouwd kan worden als een uitzendovereenkomst. Het slachtoffer is door de verdachte rechtspersoon ter beschikking gesteld aan een scheepsbeheerder om aan boord van een schip werkzaamheden te verrichten.

Ten tijde van het ongeval was het slachtoffer aan boord. Het slachtoffer was door de verdachte rechtspersoon ter beschikking gesteld aan een scheepsbeheerder om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de scheepsbeheerder. Van ‘werkgever’ in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet kan niet worden gesproken ten aanzien van de verdachte rechtspersoon. Het slachtoffer was immers niet (contractueel) gehouden tot het verrichten van arbeid jegens de verdachte rechtspersoon, ook niet door het slachtoffer ter beschikking te stellen aan een derde die gewoonlijk deze arbeid voor de verdachte rechtspersoon verricht.

Nu de verdachte rechtspersoon niet als ‘werkgever’ kwalificeert, zoals omschreven in de Arbeidsomstandighedenwet, dient vrijspraak te volgen.

Relevantie
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in twee uitspraken van 31 mei 2023 geoordeeld dat het strafrechtelijke leerstuk ‘functioneel daderschap’ ook toegepast dient te worden in bestuursrechtzaken waarin een natuurlijk persoon of rechtspersoon wordt aangesproken op een overtreding die feitelijk door een ander is begaan. Deze restrictievere benadering beperkt de mogelijkheden van een bestuursorgaan om tot oplegging van een bestuurlijke boete of herstelsanctie over te gaan.

Functioneel dadergschap
Het strafrecht is al langere tijd bekend met het leerstuk ‘functioneel daderschap’, waardoor natuurlijke personen en rechtspersonen strafrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gehouden voor strafbare feiten die feitelijk door anderen zijn verricht.

Dit leerstuk wordt ten aanzien van natuurlijke personen nader uitgewerkt in het IJzerdraad-arrest. Van functioneel daderschap kan slechts sprake zijn indien de vermeende functionele dader over de gedraging kon beschikken en deze gedraging heeft aanvaard. Voor een rechtspersoon kan functioneel daderschap op grond van het Drijfmest-arrest sneller worden aangenomen. Van belang is of de gedraging ‘in de sfeer van de rechtspersoon ligt’. Daarvan kan sprake zijn indien één of meer van de volgende omstandigheden zich voordoen: i) het gaat om een handelen of nalaten door iemand in dienstbetrekking of uit anderen hoofde werkzaam bij de rechtspersoon; ii) de gedraging past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening, iii) de gedraging is dienstig geweest of iv) er is sprake van beschikken en aanvaarden.

Ook in het bestuursrecht is het mogelijk om een natuurlijke persoon of rechtspersoon aan te spreken op een overtreding die feitelijk door een ander is begaan. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft vandaag in twee uitspraken overwogen dat ook in die gevallen toepassing dient te worden gegeven aan het strafrechtelijke leerstuk ‘functioneel daderschap’. Concreet betekent dit dat een natuurlijke persoon (ECLI:NL:RVS:2023:2071) of een rechtspersoon (ECLI:NL:RVS:2023:2067) slechts kan worden aangesproken op een overtreding die door een ander is begaan als de natuurlijke persoon of rechtspersoon als ‘functioneel dader’ kan worden aangemerkt op basis van het IJzerdraad- of Drijfmest-arrest. Deze restrictievere benadering beperkt de mogelijkheden van een bestuursorgaan om tot oplegging van een bestuurlijke boete of herstelsanctie over te gaan.

Voor wat betreft de twee gepubliceerde uitspraken van vandaag leidt de toepassing van het strafrechtelijke functioneel daderschap in één zaak tot het oordeel dat geen sprake is van een overtreder. Daarom bestond ook geen bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen.

De uitspraken van vandaag laten niet alleen zien dat het strafrecht en het bestuursrecht elkaar (blijven) vinden, maar ook dat kennis van het strafrecht van (toenemend) belang is voor bestuursrechtzaken.

Relevantie
Op 11 mei 2023 deed de rechtbank Rotterdam in 10 strafzaken uitspraak naar aanleiding van een grootschalig strafrechtelijk onderzoek naar omkoping en fraude bij de gemeente Rotterdam (Onderzoek Abaris). Van de tien verdachten waren vier een rechtspersoon en zes
een natuurlijk persoon.

Samenvatting
De rechtbank komt in acht strafzaken tot een veroordeling en in twee tot een vrijspraak. De straffen lopen uiteen, waarbij rekening is gehouden met de (beperkte) overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank Rotterdam kwam – in willekeurige volgorde – ten aanzien van de zes natuurlijke personen tot de volgende uitspraken:

  • Vrijspraak;
  • Gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren (feitelijk leidinggever);
  • Gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren (ambtenaar);
  • Gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren (feitelijk leidinggever);
  • Taakstraf voor de duur van 240 uur, en een geheel voorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van 2 jaren, en
  • Gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren (ambtenaar).

Ten aanzien van de vier verdachte rechtspersonen kwam de rechtbank – wederom in willekeurige volgorde – tot de volgende uitspraken:

  • Geldboete ter hoogte van EUR 40.000,–
  • Geldboete ter hoogte van EUR 25.000,–
  • Vrijspraak, en
  • Geldboete ter hoogte van EUR 50.000,–.

De verschillende uitspraken zijn te vinden via de volgende vindplaatsen: ECLI:NL:RBROT:2023:3951 en ECLI:NL:RBROT:2023:3987 tot en met ECLI:NL:RBROT:2023:3995.

Wij zijn doorlopend op zoek naar gemotiveerde student-stagiaires die interesse hebben in het bestuursrecht en/of het strafrecht.

Wie zoeken wij?
Wij zoeken studenten die:

  • praktijkervaring in de advocatuur willen opdoen;
  • in de eindfase van de bachelor of in de master van de rechtenstudie zitten;
  • aantoonbare affiniteit hebben met het bestuurs- en/of het strafrecht;
  • een sterk analytisch vermogen hebben;
  • uitstekende cijfers hebben; en
  • breed maatschappelijk geïnteresseerd en betrokken zijn.

Wat kun je van ons verwachten?
Een student-stage duurt in beginsel twee maanden. Tijdens de stage draai je volledig mee in de dagelijkse praktijk. Je doet literatuur- en jurisprudentieonderzoek, beantwoordt rechtsvragen, en je bereidt notities en processtukken voor. Ook woon je besprekingen met cliënten en (hoor)zittingen bij. Uiteraard doe je mee met de informele, en bovenal gezellige, activiteiten van ons kantoor. De werkzaamheden worden beloond met een passende stagevergoeding.

Als jij je kunt vinden in het geschetste profiel, dan word je uitgenodigd om je motivatie, curriculum vitae, cijferlijsten, en eventuele (stage)beoordelingen per e-mail toe te zenden aan Laura Hinrichs (l.hinrichs@vanardenne-crinceleroy.nl). Geef in je motivatie ook aan in welke periode jij, bij voorkeur, beschikbaar bent.

Voor vragen kun je Laura Hinrichs bellen op 010 7410650 of 06 82763365.

Relevantie
Naar aanleiding van een dodelijk bedrijfsongeval, heeft de rechtbank Oost-Brabant in een vonnis van 7 april 2023 een onderneming veroordeeld. Aan de onderneming is een geldboete van EUR 125.000, waarvan EUR 25.000 voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van drie jaren. Noemenswaardig is dat de rechtbank bij de strafoplegging het (oude) strafrechtelijk en bestuursrechtelijk verleden van de onderneming in strafverzwarende zin heeft betrokken.

Strafmotivering
Als te doen gebruikelijk, heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf het strafblad bekeken van de verdachte onderneming. Hieruit bleek dat er in de laatste vijf jaren geen veroordeling(en) had(den) plaatsgevonden. Afgezien van enkele uitzonderingen, wordt in principe vijf jaren teruggekeken. In dit geval overweegt de rechtbank echter ook dat de verdachte onderneming in 2002 eerder is veroordeeld in het kader van een dodelijk bedrijfsongeval. Deze veroordeling heeft er in de visie van de rechtbank kennelijk niet toe geleid dat de verdachte onderneming de veiligheidsvoorschriften nauwkeuriger is gaan naleven.

Naast het strafrechtelijke verleden heeft de rechtbank ook het bestuursrechtelijke verleden van de verdachte onderneming bij de strafoplegging betrokken. Aan de verdachte onderneming is namelijk al vijf keer (te weten tweemaal in 2001, tweemaal in 2003 en eenmaal in 2018) een boete opgelegd door de Nederlandse Arbeidsinspectie, vanwege het overtreden van voorschriften ter voorkoming van valgevaar.

Relevantie
Alhoewel het niet vaak gebeurt, kan een burgemeester een (bedrijfs)pand ook bij bevel sluiten als bedoeld in artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet. Wel gelden dan voorwaarden, namelijk dat de sluiting dient ter bescherming van de openbare orde en gezondheid en dat sprake is van onverwijlde spoed. Of voldaan wordt aan deze voorwaarden wordt – in beginsel – terughoudend getoetst door de rechter. Is van een dergelijke situatie ook sprake als nog geen concreet incident bij een pand heeft plaatsgevonden, maar wel sprake is van incidenten bij andere panden van dezelfde eigenaar in andere gemeenten? De voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg komt in een vonnis van 14 april 2023 tot het voorlopige oordeel dat ook dan tot een onmiddellijke sluiting kan worden overgegaan van (i.c.) een pand in Roermond op grond van artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet.

Samenvatting
Uit de (overigens geheime) bestuurlijke rapportage volgt dat het aannemelijk is dat ook ten aanzien van het pand in Roermond incidenten zullen plaatsvinden. Daarmee is gegeven dat een bevel tot sluiting strekt tot bescherming van de openbare orde en gezondheid, ook al is nog geen sprake van een concreet incident.

Wel stelt de voorzieningenrechter dat een sluiting niet langer mag duren dan strikt noodzakelijk is. Daarbij geeft de voorzieningenrechter ook een doorkijkje naar de beoordeling van een eventuele verlenging van de sluiting. De voorzieningenrechter geeft aan dat dan uitdrukkelijk aan de subsidiariteit en proportionaliteit zal worden getoetst. Of een verlengde sluiting de toets der kritiek kan doorstaan is dan ook onzeker.

Tot slot valt het – op zichzelf begrijpelijke – argument van de pandeigenaar op, namelijk dat het besluit (mogelijk door concurrenten) is uitgelokt omdat het bijna zeker is dat een pand na een incident wordt gesloten. De voorzieningenrechter overweegt wat mij betreft terecht dat dit niet afdoet aan het gevaar voor bezoekers en omwonenden als een incident zou plaatsvinden.

Relevantie
De veiligheid op bouwplaatsen staat de laatste tijd (extra) onder de aandacht. Eerder werd door ons al opgemerkt dat de Nederlandse Arbeidsinspectie veelvuldig bouwplaatsen heeft stilgelegd wegens een ernstig gevaar voor personen. Ook zijn (vrij) recent zowel de ‘Aanvullende risico-inventarisatie en -evaluatie’ als de ‘Aanwijzing handhaving Arbeidsomstandighedenwet en Arbeidstijdenwet’ in werking getreden.
Het is voor ondernemingen van belang kennis te hebben van de verplichtingen die voor hen uit de Arbowetgeving voortvloeien. Dit belang wordt weer eens onderschreven door twee vonnissen die gisteren, 6 april 2023, gepubliceerd zijn.

Samenvattingen
In het eerste vonnis overweegt de rechtbank Rotterdam dat de rechtspersoon heeft nagelaten een adequaat veiligheidsbeleid te voeren en concrete veiligheidsmaatregelen te treffen. Door deze nalatigheid is uiteindelijk een medewerker komen te overlijden. De rechtspersoon heeft daarmee in strijd met artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet gehandeld. Aan de rechtspersoon wordt een voorwaardelijke boete van EUR 50.000,–, met een proeftijd van twee jaar opgelegd. Ook dient de rechtspersoon een schadevergoeding te betalen aan de nabestaanden.

In het tweede vonnis komt de rechtbank Overijssel eveneens in het kader van een bedrijfsongeval tot een veroordeling van een rechtspersoon wegens het schenden van artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet. De rechtspersoon wordt verweten niet voldoende zorg te hebben getracht dat op een adequate wijze werd gewerkt en dat de betrokken medewerkers voldoende werden geïnstrueerd. Aan deze rechtspersoon is een geldboete van EUR 60.000,–, waarvan EUR 30.000,– voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar opgelegd.

Daarnaast kwam op 6 april 2023 ook een persbericht van het Openbaar Ministerie naar buiten in het kader van een buitengerechtelijke afdoening. Uit dit persbericht volgt dat aan een rechtspersoon een geldboete van EUR 40.000,– is opgelegd wegens een dodelijk bedrijfsongeval.

Conclusie
Kortom, voor de werknemer en de onderneming is het van groot belang dat voldaan wordt aan alle vereisten die de Arbowetgeving stelt op het gebied van de veiligheid. Een veilige werkomgeving is meer dan alleen een papieren aangelegenheid, zo blijkt uit onze praktijk. Wilt u meer weten over de Arbowetgeving en de verplichtingen die hieruit voortvloeien? Neem dan contact met ons op.

Relevantie
De Nederlandse Arbeidsinspectie is bevoegd om (bouw)werkzaamheden stil te leggen. Afgelopen donderdag 23 maart 2023 werd duidelijk dat de Arbeidsinspectie hier ook grootschalig toe over is gegaan. Meer dan honderd bouwplaatsen werden stilgelegd. Een aantal dagen later werd duidelijk dat de Arbeidsinspectie bouwplaatsen blijft controleren en stilleggen.

Bevoegdheid bij “ernstig gevaar”
Als de Arbeidsinspectie naar zijn redelijk oordeel van mening is dat het verblijf op een (bouw)plaats of de werkzaamheden (op die (bouw)plaats) ernstig gevaar opleveren voor personen, dan is de Arbeidsinspectie als toezichthouder op grond van artikel 28, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet bevoegd om te bevelen dat i) personen niet mogen blijven in de door hem aangewezen plaatsen of ii) door hem aangewezen werkzaamheden worden gestaakt dan wel niet mogen worden aangevangen.

Deze bevoegdheid heeft vergaande gevolgen voor ondernemingen, en in het bijzonder voor bouwend Nederland. Het is voor ondernemingen dan ook van groot belang om te voldoen aan de verplichtingen die de Arbowetgeving voorschrijft.

Bouwbedrijven onder vuur
Door de controles van de Arbeidsinspectie en hun bevoegdheid tot stilleggen, komen de omstandigheden op een bouwplaats onder de aandacht te staan. Indien deze omstandigheden niet voldoen aan de wet- en regelgeving kan de betreffende onderneming geconfronteerd worden met een bestuurs- of strafzaak. Op 27 maart 2023 publiceerde het Openbaar Ministerie een nieuwsbericht over een strafzaak naar aanleiding van een dodelijk bedrijfsongeval. Het Functioneel Parket (een onderdeel van het Openbaar Ministerie dat leiding geeft aan onderzoeken van de Arbeidsinspectie naar strafbare feiten bij (ernstige) arbeidsongevallen) eiste in deze zaak een geldboete van EUR 70.000,–, waarvan EUR 25.000,– voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.

Bouwbedrijven kunnen dus op verschillende wijze geconfronteerd worden met de Arbeidsinspectie. Het is daarom van belang dat ondernemingen, zeker in de bouwsector, weten welke bevoegdheden de Arbeidsinspectie heeft op grond van de Arbowetgeving en welke verplichtingen voor ondernemingen uit deze wetgeving voortvloeien.

Relevantie
Strafbare feiten kunnen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen. Indien een strafbaar feit wordt bewezenverklaard, dan zullen de meest voorkomende straffen de (voorwaardelijke) gevangenisstraf, de taakstraf en de geldboete zijn. Nu aan een rechtspersoon geen (voorwaardelijke) gevangenisstraf of taakstraf kan worden opgelegd, kan het beeld ontstaan dat aan een rechtspersoon slechts een geldboete kan worden opgelegd. Dit beeld is onterecht. Een rechtspersoon kan namelijk – indien de Wet op de economische delicten van toepassing is – bijvoorbeeld ook (tijdelijk) worden stilgelegd. Zo kwam de rechtbank Overijssel in een vonnis van 9 maart 2023 tot het oordeel dat de verdachte als gehele onderneming voor de duur van één jaar dient te worden stilgelegd. Een stillegging heeft vergaande gevolgen voor een onderneming.

Samenvatting
In het kort werd de onderneming verweten haar dieren niet de nodige zorg te geven, zoals vereist op grond van de geldende wet- en regelgeving. Ter motivering van de stillegging heeft de rechtbank onder meer aangegeven dat sprake is van terugkerende overtredingen (de onderneming liep nog in een proeftijd), een gebrek aan zelfinzicht, een gebrek aan realistische plannen, een zorgelijke financiële situatie en de vaststelling dat na een nieuwe controle door de NVWA niet veel was verbeterd binnen de onderneming. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat het belang van het dierenwelzijn in dit geval zwaarder dient te wegen dan het belang van de onderneming, waar de onderneming in de huidige vorm haar klaarblijkelijk boven het hoofd groeit en het economische belang gezien de beperkte levensvatbaarheid door de omvang van de onderneming van de maatschap.

Slotopmerkingen
De (tijdelijke) stillegging als straf staat vaak minder scherp op het netvlies, maar kan vergaande gevolgen hebben. Het vonnis van de rechtbank Overijssel is hier een illustratie van. Dat een rechtspersoon in een zorgelijke financiële situatie verkeert, behoeft de rechtbank er dus niet van te weerhouden om de rechtspersoon alsnog stil te leggen. Dit zal niet alleen financiële gevolgen hebben, maar vermoedelijk ook tot reputatieschade leiden. Rechtspersonen dienen bij een strafzaak met betrekking tot economische of milieurechtelijke strafbare feiten bewust te zijn dat zij geconfronteerd kunnen worden met een (tijdelijke) stillegging. Dit geldt bijvoorbeeld voor een verdachte rechtspersoon waar een bedrijfsongeval heeft plaatsgevonden.

Relevantie
Het Openbaar Ministerie maakt al langere tijd gebruik van de mogelijkheden om strafzaken buitengerechtelijk af te doen. Een strafzaak wordt dan niet ter beoordeling van de rechter gebracht, maar afgedaan door middel van een transactie of – zoals tegenwoordig steeds vaker – door middel van een strafbeschikking. Hoewel een buitengerechtelijke afdoening in de regel aantrekkelijk kan zijn voor een verdachte, volgt uit onderzoek (en de praktijk) dat het aanvechten van een strafbeschikking (vaak) in het belang van de verdachte is.

Strafbeschikking in een notendop
Het Openbaar Ministerie kan ter afwikkeling van een strafzaak aan de verdachte een strafbeschikking uitvaardigen. Dit geldt zowel voor een natuurlijk persoon als voor een rechtspersoon. In een strafbeschikking wordt het strafbare feit genoemd en stelt het Openbaar Ministerie voorwaarden om de strafzaak buiten de rechter om af te wikkelen. Gedacht kan worden aan het betalen van een boete of het verrichten van een taakstraf, beide eventueel aangevuld met een persbericht. Ziet de strafbeschikking ‘slechts’ op het betalen van een geldboete, dan wordt de strafbeschikking doorgaans per post verzonden. Worden er andere voorwaarden aan de strafbeschikking gesteld, dan kan het Openbaar Ministerie ervoor kiezen om eerst een zogenoemd OM-hoorgesprek te laten plaatsvinden om de strafzaak en de voorwaarden door te spreken.

(On)mogelijkheid verzet
In veel gevallen wordt bij een strafbeschikking een boete opgelegd en ontvangt een verdachte die strafbeschikking per post, inclusief de gegevens van het CJIB om de boete te kunnen voldoen. Als deze boete wordt betaald, dan vervalt de mogelijkheid voor de verdachte om in verzet te gaan. Door in verzet te gaan wordt de strafbeschikking (onderbouwd) betwist. Die betwisting kan zien op de verdenking, maar ook op de hoogte van de straf c.q. de gestelde voorwaarden door het Openbaar Ministerie. In de strafbeschikking wordt de verdachte gewezen op deze mogelijkheid om in verzet te gaan en de termijnen die daarvoor gelden.

(Belang verzet
Uit onderzoek volgt dat het voor een verdachte van belang kan zijn om in verzet te gaan tegen een strafbeschikking. In een opiniestuk in de NRC van 9 februari 2023 wordt verwezen naar een recent onderzoek over de buitengerechtelijke afdoening en wordt op basis van dat onderzoek gesteld dat verzet “erg voordelig is voor de verdachte”. Zo blijkt dat het Openbaar Ministerie door het verzet vaak alsnog besluit de strafzaak te seponeren. Ook blijkt dat bij een eventuele behandeling van de strafzaak door de rechter naar aanleiding van het verzet, deze rechter een lagere straf oplegt of zelfs tot een vrijspraak komt. Dit zijn allerlei omstandigheden die in het belang zijn voor de verdachte.

Daar komt bij dat uit hetzelfde onderzoek ook is gebleken dat de dossiers die aan een strafbeschikking ten grondslag worden gelegd onzorgvuldigheden bevatten. In het opiniestuk in de NRC wordt gerefereerd aan “ontbrekende stukken, verdachte niet aantoonbaar gewezen op advocaat, verslagjes over bewijs te summier, niet controleerbaar hoe OM tot schuldvaststelling komt, geen vertaling strafbeschikking terwijl dat wel moet, te hoge boetes voor minderjarigen, en in groeiend aantal zaken is het bewijs ontoereikend.”

Kortom, ligt er bij u of uw bedrijf een strafbeschikking op de deurmat? Ga dan in verzet!

Relevantie
Als een strafzaak voor de rechter wordt gebracht, dan blijft het aan de rechter om bij een eventuele veroordeling de straf te bepalen. Het recente vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 21 februari 2023 toont aan dat de rechtbank een aanzienlijk hogere straf op kan leggen dan door het Openbaar Ministerie geëist. Voor een verdachte kan het daarom van belang zijn om bij het Openbaar Ministerie af te tasten of een buitengerechtelijke afdoening tot de mogelijkheden behoort.

Samenvatting
De strafzaak die zich voor de rechtbank Oost-Brabant afspeelde betrof een dodelijk bedrijfsongeval. In dat kader werd het bedrijf vervolgd voor het overtreden van artikel 32 Arbeidsomstandighedenwet. In dit artikel staat kort gezegd een zorgplicht opgenomen voor bedrijven.

Het Openbaar Ministerie eiste een geldboete ter hoogte van EUR 30.000,–. Hoewel sprake is geweest van een schending van de redelijke termijn, achtte de officier van justitie dat hieraan geen gevolg moest worden gegeven bij de oplegging van de straf.

De rechtbank komt – anders dan door de verdediging werd bepleit – tot een veroordeling. Anders dan de eis van het Openbaar Ministerie heeft de rechtbank echter een geldboete opgelegd ter hoogte van EUR 75.000,–. Daarbij is wel rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. Indien geen sprake zou zijn geweest van een overschrijding, zou een geldboete van EUR 80.000,– zijn opgelegd, zo volgt uit het vonnis.

Welke redenen worden door de rechtbank genoemd om tot deze straf te komen? Door de rechtbank is meegenomen dat eerder soortgelijke ongevallen (zonder dodelijke afloop) hebben plaatsgevonden binnen het bedrijf. Het betreft een serieus verwijt en de draagkracht van de rechtspersoon is niet gering. In het voordeel van het bedrijf is daarentegen meegewogen dat i) goed en frequent contact is onderhouden met de nabestaanden en ii) de financiële verplichtingen door de rechtspersoon zijn voldaan.

Bij motivering van de straf is het opvallend dat de rechtbank ook heeft overwogen dat er geen andere mogelijkheid is dan het opleggen van een geldboete, omdat de verdachte een rechtspersoon is. Hoewel er doorgaans inderdaad voor wordt gekozen om een rechtspersoon een boete op te leggen, hebben rechters ook de mogelijkheid om bijkomende straffen op te leggen. Zo bestaat de mogelijkheid om rechtspersonen geheel of gedeeltelijk stil te leggen voor ten hoogste één jaar of de uitspraak niet-anoniem te publiceren.

Relevantie
Arbeidsongevallen komen veelvuldig voor en kunnen variëren in ernst en omvang. Bedrijven zijn verplicht een arbeidsongeval te melden indien sprake is van i) een dodelijke afloop, ii) blijvend letsel, of iii) een ziekenhuisopname. Een arbeidsongeval met dodelijke afloop leidt automatisch tot een strafrechtelijk onderzoek door het Openbaar Ministerie. Een arbeidsongeval met blijvend letsel of een ziekenhuisopname kan bestuursrechtelijk worden afgedaan. Ten aanzien van deze bestuursrechtelijke afdoening hanteert de Nederlandse Arbeidsinspectie sinds begin dit jaar een nieuwe werkwijze.

Nieuwe werkwijze
De nieuwe werkwijze van de Nederlandse Arbeidsinspectie vloeit voort uit twee pilots. De achterliggende gedachte is om bedrijven meer tijd te laten investeren in en geld te laten uitgeven aan het verbeteren van veiligheidsmaatregelen in plaats van het voeren van procedures en het betalen van boetes.

Wat houdt de nieuwe werkwijze in? In het kort gaat de Nederlandse Arbeidsinspectie (zonder aankondiging) zo spoedig mogelijk naar de plaats van het ongeval. Afhankelijk van het type ongeval, kan de Nederlandse Arbeidsinspectie bepalen dat het bedrijf zelf onderzoek dient te verrichten naar de toedracht ervan. Het bedrijf dient in die gevallen binnen vijftien werkdagen een werkgeversrapportage met verbeterplan op te stellen.

Worden de rapportage en het verbeterplan goedgekeurd, dan komt de Nederlandse Arbeidsinspectie later controleren of deze ook daadwerkelijk worden uitgevoerd. Is dit niet het geval, dan wordt alsnog een boete opgelegd. Worden de rapportage en het verbeterplan niet goedgekeurd, dan voert de Nederlandse Arbeidsinspectie het onderzoek alsnog zelf uit en kan aan het bedrijf een boete worden opgelegd.

Het opstellen van een deugdelijke rapportage over de toedracht van het ongeval en het formuleren van een dekkend verbeterplan leidt bij naleving daarvan met deze nieuwe werkwijze tot een kleinere kans om als bedrijf een bestuurlijke boete opgelegd te krijgen.

Zelfinspectie
Benieuwd hoe uw bedrijf ervoor staat? De Nederlandse Arbeidsinspectie heeft een tool heeft ontwikkeld voor ‘zelfinspectie’ door bedrijven. Deze tool is te vinden op: zelfinspectie.nl