Een woning kan alleen op grond artikel 125 van de Gemeentewet en/of artikel 174 van de Gemeentewet worden gesloten, als duidelijk is dat de woning niet als zodanig wordt gebruikt. Het is aan het bestuursorgaan dat tot sluiting wenst over te gaan, om dit aannemelijk te maken.
In een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg van 30 september 2025, kwam de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de burgemeester van Gemeente Heerlen niet aan deze bewijslast had voldaan. Alhoewel in de woning een ingerichte werkkamer voor het verlenen van seksuele diensten werd aangetroffen, volgde uit het dossier dat de woning ook nog werd bewoond door de verzoeker om een voorlopige voorziening. Een last onder bestuursdwang tot sluiting van de woning op grond van artikel 125 van de Gemeentewet en/of artikel 174 van de Gemeentewet kon dan ook naar het (voorlopig) oordeel van de voorzieningenrechter geen standhouden. Immers, nu de woning nog werd bewoond was geen sprake van een voor publiek openstaand gebouw als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet.
In bezwaar kan mogelijk tot reparatie van dit gebrek worden overgegaan, in die zin dat de grondslag van de sluiting wordt gewijzigd naar artikel 174a van de Gemeentewet. Dan moet wel duidelijk zijn dat sprake is van een zodanige verstoring van de openbare orde rond de woning dat de woning moet worden gesloten. Of de burgemeester deze wijziging rond krijgt in bezwaar, is nog de vraag. De voorzieningenrechter heeft namelijk ook geoordeeld dat het dossier op dit punt nog niet dragend genoeg is.