Hoe om te gaan met een wettelijk gefixeerd boetestelsel dat niet of nauwelijks differentieert?

Hoe om te gaan met een wettelijk gefixeerd boetestelsel dat niet of nauwelijks differentieert?

Als de hoogte van een bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, dient de hoogte ervan te worden getoetst aan artikel 5:46, derde lid, van de Awb. Kort en goed wordt tot matiging overgegaan indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is. Uit vaste rechtspraak van de Raad van State volgt dat een verminderde verwijtbaarheid, een beperkte ernst van een overtreding en een geringe financiële draagkracht worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden. Wel is het aan de overtreder om deze bijzondere omstandigheden aannemelijk te maken.

De noodzaak om in een concreet geval (eerder) van een boetestelsel af te wijken wordt verder groter als in een wettelijk gefixeerd boetestelsel niet of nauwelijks wordt gedifferentieerd op basis van feiten en omstandigheden die voor de evenredigheid van het boetebedrag van belang kunnen zijn. Als het bestuursorgaan niet tot matiging overgaat van een boete, terwijl daartoe vanwege specifieke feiten en omstandigheden van het geval wel aanleiding bestaat, is dit aan de rechter.

Naar deze maatstaven oordeelt de Afdeling in een uitspraak van 24 september 2025 dat een boete vanwege een overtreding van de Alcoholwet vergaand dient te worden gematigd. De overtreding zelf staat hierbij niet ter discussie, een webwinkel bood een fles (kennelijk Chileense) wijn aan tegen een prijs die lager is dan 75% van de prijs die gewoonlijk wordt gevraagd. Dit leidde tot een boete van ruim € 1.300,-. De overtreding was echter veroorzaakt door een automatiseringsfout en er waren direct maatregelen getroffen om herhaling te voorkomen. Volgens verweerder werd met alle (en dus ook deze) omstandigheden voldoende rekening gehouden in het in het Alcoholbesluit neergelegde boetestelsel en bestond er dus geen aanleiding om de evenredigheid nader te beoordelen of de boete te matigen.

De Afdeling stelt eerst vast dat het in het Alcoholbesluit neergelegde (wettelijk) boetestelsel slechts in beperkte mate voorziet in differentiatie van de boetehoogte. Zo voorziet het niet in de mogelijkheid om bij een lichte of eerste overtreding de boete te matigen. Ook is er geen mogelijkheid om te differentiëren tussen een bewuste overtreding en een eenmalige vergissing. Na deze vaststelling oordeelt de Afdeling dat de concrete feiten en omstandigheden van het geval aanleiding hadden moeten vormen voor verweerder om de evenredigheid van de boete nader te bezien. Nu dit niet is gebeurd, is dit aan de rechter en komt de Afdeling tot het oordeel dat de aangevoerde omstandigheden aanleiding zijn om de boete met 75% te matigen.

Voor een overtreder loont het dus niet alleen om concrete feiten en omstandigheden te stellen die kunnen leiden tot boetematiging, maar ook om het betreffende boetestelsel kritisch door te nemen.