Welkom op onze nieuwsbriefpagina. Regelmatig publiceren wij hier de highlights op het gebied van het bestuursrecht, het strafrecht, het boete- en sanctierecht en het (overheids)aansprakelijkheidsrecht. Hierbij ligt de nadruk op actuele ontwikkelingen in wetgeving en jurisprudentie en actualiteiten gerelateerd aan ons kantoor.
Nieuwsbrief oktober 2023
Inhoud
1. Frank van Ardenne in het AD: ‘Strafzaken die te lang op de plank liggen verstoppen het rechtssysteem
2. De evenwichtigheid van een woningsluiting – Remko Wijling
3. Congres Bestuursstrafrechtspleging – Remko Wijling
4. Monitor arbeidsongevallen – Laura Hinrichs
5. Perikelen rond de inbeslagname van een hond – Remko Wijling
6. Stikstof wederom een struikelblok bij vergunningverlening – Olga de Vries
7. Remko Wijling in het AD – Ondernemers en buurtpreventieteam kraken plan voor azc Den Hoorn: ‘Er is geen noodknop als het misgaat’
8. Het strafrechtelijk onderzoek en de (eventuele) vervolging na een (dodelijk) bedrijfsongeval – Laura Hinrichs & Remko Wijling
9. Wet Bibob leidt tot weigering van een vastgoedtransactie – Remko Wijling
Frank van Ardenne in het AD: ‘Strafzaken die te lang op de plank liggen verstoppen het rechtssysteem’
Lees de opinie van Frank van Ardenne op de website van het AD.
De evenwichtigheid van een woningsluiting – Remko Wijling
Bij het beoordelen van de evenwichtigheid van een woningsluiting ex artikel 13b Opiumwet, spelen de mate van verwijtbaarheid, de aanwezigheid van minderjarige kinderen en de vraag of vervangende huisvesting voorhanden is een rol. Kort en goed kunnen de gevolgen van het verlies van een woning zo groot zijn, dat van een sluiting moet worden afgezien. Welke gevolgen nu exact een rol spelen – en vooral welk gewicht aan die gevolgen wordt toegekend en wat van een burgemeester mag worden verwacht – wisselt van zaak tot zaak. Op hoofdlijnen valt wel een lijn te destilleren, en deze volgt bijvoorbeeld ook uit de recente uitspraak van de Afdeling van 18 oktober jl.
Ten aanzien van de verwijtbaarheid, kan het ontbreken van iedere verwijtbaarheid op zichzelf of in combinatie met andere omstandigheden maken dat van een sluiting moet worden afgezien. Verwijtbaarheid ontbreekt als een hoofdbewoner niet op de hoogte was en redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van drugs in een woning. Van een hoofdbewoner mag in dit verband adequaat toezicht worden verwacht, maar hier vallen ook grenzen aan te stellen. Dit hangt af van de woonsituatie. Waar lagen bijvoorbeeld de drugs, op een makkelijk vindbare of zichtbare plek of niet (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2023:823)? Is er verder een geloofwaardige verklaring voor het ontbreken van wetenschap?
Een sluiting maakt een inbreuk op het privéleven ex artikel 8 EVRM. In het bijzonder minderjarige kinderen en kwetsbare personen genieten deze bescherming. De enkele aanwezigheid van minderjarige kinderen, is echter (vaak) niet voldoende. Als sprake is van een bijzondere band met de woning (medisch of anderszins) en/of geen adequate andere opvang voorhanden is, kan dit wel leiden tot het afzien van een sluiting. Dit geldt ook indien de hoofdbewoner een kwetsbaar persoon betreft;
Financiële schade en de gevolgen van een sluiting voor – kort en goed – het vervolg van de woon carrière spelen en rol. Is sprake van een plaatsing op een zwarte lijst, wordt een huurovereenkomst ontbonden en is vervangende woonruimte beschikbaar (en financieel haalbaar)? Daarbij geldt (weer) dat bijvoorbeeld een enkele plaatsing op een zwarte lijst (vaak) niet voldoende is, zeker niet als er een speciaal woontraject beschikbaar is;
Tot slot rust op de burgemeester wel een inspanningsplicht in het kader van vervangende opvang. Aan deze inspanningsplicht lijkt – op het moment dat geen minderjarige kinderen of zorgbehoevenden in de woning woonachtig zijn – snel te zijn voldaan. Op een betrokkene rust namelijk ook een inspanningsplicht.
Het verdient aanbeveling om in een sluitingsbesluit deze stappen na te lopen en te motiveren welke gewicht daaraan toekomt, al dan niet onder verwijzing naar een rapportage of de beschikbare vervangende opvang. Dit maakt de evenwichtigheid van een sluiting (of het afzien daarvan) inzichtelijk, ook voor een rechter.
Congres Bestuursstrafrechtspleging – Remko Wijling
Remko Wijling zal spreken over Rechtsbescherming in het bestuursstrafrecht op het Congres Bestuursstrafrechtspleging, georganiseerd door het Montaigne Centrum voor Rechtsstaat en Rechtspleging (Universiteit Utrecht) op 1 februari 2024.
Monitor arbeidsongevallen – Laura Hinrichs
Op 5 oktober 2023 is de jaarlijkse monitor arbeidsongevallen van de Nederlandse Arbeidsinspectie verschenen. De ‘Monitor arbeidsongevallen 2022’ is te vinden.
Wat in elk geval opvalt, is de zorgelijke trend dat het aantal arbeidsongevallen in 2022 hoger ligt dan de in de monitor genoemde periode 2018 tot en met 2021. Wel hadden die arbeidsongevallen in 2022 minder vaak een dodelijke afloop (40 keer) in vergelijking tot de periode 2018 tot en met 2021 (tussen de 51 en 71 keer).
Perikelen rond de inbeslagname van een hond – Remko Wijling
Honden waren deze Werelddierendag volop in het nieuws. Niet alleen een mogelijk fok- en houdverbod voor bijtgevaarlijke honden haalde het nieuws, ook de Afdeling deed vandaag een duit (of hondenbrok) in het zakje met een uitspraak over de kosten van opslag van een inbeslaggenomen hond (Renzo).
Renzo was eerder bij besluit van het college van burgemeester en wethouders van Assen inbeslaggenomen (en opgevangen) vanwege bijtincidenten. Het college heeft hierna de kosten van deze bestuursdwang verhaald op de eigenaar van Renzo, de bezwaren behandeld en was – zo lees ik de uitspraak – ook in de beroepsprocedure betrokken. In deze beroepsprocedure komt de rechtbank tot een matiging van de kosten van bestuursdwang en dus tot een (deels) gegrond beroep.
Echter, niet het college maar de burgemeester komt vervolgens tegen de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep. Dat is volgens de Afdeling niet mogelijk, omdat de burgemeester eerder geen partij was in de procedure en dus niet als het bestuursorgaan of als belanghebbende als bedoeld in artikel 8:104 Awb kwalificeerde. Dat de burgemeester nu wel het bevoegde orgaan is binnen de gemeente als het gaat om toepassing van spoedeisende bestuursdwang, maakt dit (terecht) niet anders volgens de Afdeling. De bereidheid van het college om het hoger beroep over te nemen kan de zaak ook niet meer redden. Los van de omstandigheid dat de burgemeester kennelijk welbewust in plaats van het college hoger beroep heeft ingediend, is deze wisseling volgens de Afdeling te laat.
Het hoger beroep van de burgemeester wordt dus niet-ontvankelijk verklaard, met op Werelddierendag goed nieuws voor de eigenaar van Renzo tot gevolg. Wat naast de aandacht die nodig blijft voor de bevoegdheidsverdeling tussen college en de burgemeester vooral blijft hangen na lezing van de uitspraak, is de vraag waarom de burgemeester de keuze heeft gemaakt om zelf het hoger beroep in te dienen? Het waarom volgt namelijk niet uit de uitspraak.
Stikstof wederom een struikelblok bij vergunningverlening – Olga de Vries
Afgelopen woensdag 4 oktober heeft de Afdeling maar liefst in zeven zaken uitspraak gedaan over natuurvergunningen die zijn verleend aan veehouderijen. De uitspraken zijn deels een vervolg op de drie uitspraken van 7 september 2022 (o.a. ECLI:NL:RVS:2022:2557) waarin de Afdeling voor wat betreft bepaalde type emissiearme stallen heeft geoordeeld dat het onzeker is of zij voldoende effectief zijn. Dit heeft ertoe geleid dat bij het verlenen van nieuwe natuurvergunningen voor emissiearme stallen met het type A1.13 en A1.28 geen gebruik meer mag worden gemaakt van de tot dan toe gebruikte emissiefactoren.
In de uitspraken van 4 oktober blijkt stikstof wederom een groot struikelblok te zijn bij vergunningverlening. In deze uitspraken bevestigt de Afdeling namelijk de eerdere strikte lijn en trekt zij deze door tot emissiearme stallen voor varkens met stalsysteem D3.2.7.1.1 en emissiearme stallen voor pluimvee met stalsysteem E5.11. Ook ten aanzien van deze emissiearme staltypen geldt dat de emissies niet met de vereiste zekerheid kunnen worden vastgesteld. Dit komt doordat de emissiefactoren de werkelijke stikstofuitstoot waarschijnlijk onderschatten, zo blijkt uit rapporten van het CBS en de Commissie Deskundigen Meststoffenwet – recentelijk bevestigd door onderzoek van de Wageningen University & Research. Dit betekent dat emissiearme stallen van de voornoemde typen alleen een natuurvergunning krijgen als uit een zogenoemde passende beoordeling blijkt dat de natuur geen schade oploopt. Alleen dan wordt voldaan aan het voorzorgsbeginsel uit artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn, aldus de Afdeling.
De uitspraken van 4 oktober 2023 leiden wederom tot verdere bemoeilijking en vertraging van de vergunningverlening in de veehouderij. Het is nu wachten op het onderzoek dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit laat uitvoeren naar i) of en hoe het stellen van voorwaarden aan de vergunning de variatie in emissies verlaagt, en ii) of en voor welke stalsystemen er gebruik kan worden gemaakt van een onzekerheidsfactor. De uitkomsten van deze onderzoeken worden in het vierde kwartaal van dit jaar verwacht. Dan zal de minister de Kamer ook nader informeren over de mogelijkheden voor toestemmingverlening in het licht van de eisen van de Habitatrichtlijn, aldus de Kamerbrief van 30 juni 2023 (Kamerstukken 35 334, nr. 260).
Links naar de uitspraken: ECLI:NL:RVS:2023:3699, ECLI:NL:RVS:2023:3692, ECLI:NL:RVS:2023:3693, ECLI:NL:RVS:2023:3687, ECLI:NL:RVS:2023:3695, ECLI:NL:RVS:2023:3695 en ECLI:NL:RVS:2023:3689.
Remko Wijling in het AD – Ondernemers en buurtpreventieteam kraken plan voor azc Den Hoorn: ‘Er is geen noodknop als het misgaat’
Lees de reactie van Remko Wijling op AD.nl.
Het strafrechtelijk onderzoek en de (eventuele) vervolging na een (dodelijk) bedrijfsongeval – Laura Hinrichs & Remko Wijling
Lees het tweede artikel in een serie van vier waarin verschillende aspecten worden belicht die relevant (kunnen) zijn bij een bedrijfsongeval op arbeidsveiligheid.net
Wet Bibob leidt tot weigering van een vastgoedtransactie – Remko Wijling
Niet alleen de bestuursrechter mag zich uitlaten over de Wet Bibob. In het geval de Wet Bibob leidt tot de weigering een vastgoedtransactie aan te gaan is de civiele rechter aan zet. Is de weigering van bijvoorbeeld een gemeente om een transactie aan te gaan onterecht, dan is sprake van een onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW.
De rechtbank Noord-Holland wees recent vonnis in een zaak waarin een gemeente werd gedagvaard vanwege de beslissing om geen vastgoedtransactie aan te gaan. De rechtbank geeft in dit vonnis een inkijkje in de toetsing aan de Wet Bibob door de civiele rechter. Deze bijdrage biedt onvoldoende ruimte voor een uitgebreide bespreking, maar enkele punten van aandacht heb ik hieronder samengevat.
Door verzoekers is een beroep gedaan op de Bibob-jurisprudentie van de bestuursrechter in het kader van vergunningen en is gesteld dat de gemeente de onderhandelingen niet mocht afbreken omdat het gevaar niet ernstig genoeg was. De rechtbank wijst er terecht op dat aan de gemeente anders dan in het bestuursrechtelijke spoor contractsvrijheid toekomt. Een gemeente mag er dus voor kiezen alleen een overeenkomst aan te gaan met een partij als er geen gevaar bestaat, waarbij enige mate van gevaar in principe al genoeg is om die keuze te rechtvaardigen.
Opvallend is dat – anders dan bijvoorbeeld de uitspraak ECLI:NL:RBAMS:2022:6958 – de rechtbank geen overwegingen wijdt aan de begrenzing van de contractsvrijheid. Immers, ook in het geval van een vastgoedtransactie spelen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur nog wel een beperkende rol.
De rechtbank volgt niet het standpunt dat ten onrechte informatie is gedeeld door tussen de gemeente en het RIEC en wijst op het RIEC-convenant als voldoende wettelijke basis. De rechtbank zoekt expliciet aansluiting bij de jurisprudentie van de Afdeling waarin in gelijke zin is geoordeeld. Verder – en meer specifiek naar de weigering om een overeenkomst aan te gaan – overweegt de rechtbank dat de basis hiervoor is het advies van het LBB. In ieder geval bestaat een wettelijke basis voor deze uitwisseling van informatie tussen het LBB en (in dit geval) de Belastingdienst.
Voor wat betreft de vraag of de onschuldpresumptie is geschonden en de vraag of opzet bestond ten aanzien van het verkeerd invullen van het formulier, wordt weer in lijn met de Afdeling geoordeeld. Opzet hoeft niet te worden bewezen en de Wet Bibob kent een preventief doel. Tot slot slaagt ook het beroep op de proportionaliteitstoets niet. Het bedrijf kan blijven voortbestaan en kavels kunnen ook van andere partijen dan de gemeente worden gekocht. Verder mocht de gemeente afgaan op de expertise van het LBB. Er zijn geen redenen aangevoerd die maken dat dit advies niet zou deugen. De weigering om de transactie aan te gaan blijft dan ook in stand.
De civiele rechter volgt dus de lijn van de bestuursrechter. Wel blijft de contractsvrijheid en met name de begrenzing daarvan een punt van aandacht.