Relevantie
Het nieuwe jaar is nog maar net begonnen of de Afdeling heeft al een voor de toegang tot de rechter belangrijke uitspraak gedaan. Wat was er aan de hand? Een belanghebbende stelde een beslissing op bezwaar niet te hebben ontvangen en doet een beroep op een verschoonbare termijnoverschrijding. De Afdeling beoordeelt de verschoonbaarheid nadat eerst is vastgesteld dat het niet aan het bestuursorgaan lag dat het besluit onbestelbaar retour is ontvangen. Het besluit was dus op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt.
Samenvatting
De Afdeling komt tot het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Opvallend is dat de Afdeling bij dit oordeel wel begint met de vaste lijn – namelijk dat een belanghebbende feiten moet stellen waaruit redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht niet is ontvangen – maar bij de bespreking van de concrete feiten en omstandigheden ook andere zaken laat meewegen. Zo weegt de Afdeling ook mee dat het aannemelijk is dat appellant de beslissing op bezwaar zou hebben afgehaald als hij een afhaalbericht zou hebben gekregen en laat de Afdeling meewegen dat het handelen van het bestuursorgaan in kwestie niet de schoonheidsprijs verdient. Intern is het een en ander misgegaan.
Op het moment dat een termijnoverschrijding verschoonbaar is dient een belanghebbende vervolgens wel binnen een termijn van twee weken nadat hij te weten is gekomen dat een besluit is genomen bezwaar of beroep in te dienen. Wordt die termijn langer, dan hangt het van de feiten en omstandigheden van het geval af of een later ingesteld bezwaar of beroep als niet verwijtbaar te laat wordt aangemerkt. In dit geval had de belanghebbende (ook) deze termijn niet gehaald. Hij was van de reguliere termijn van zes weken uitgegaan. Bij de beoordeling van de verwijtbaarheid, volgen vervolgens de meest verstrekkende overwegingen van de Afdeling. De Afdeling begint nog wel met een bespreking van het belang van termijnen voor de rechtszekerheid, en het voorkomen van rechtsonzekerheid doordat een besluit na een termijn alsnog aantastbaar wordt. Vervolgens koppelt de Afdeling het belang van de rechtszekerheid aan geschillen waarin belangen van derden op het spel staan. Juist omdat hier ‘slechts’ sprake was van een tweepartijengeschil en omdat appellant in persoon procedeerde wordt geoordeeld dat geen sprake is van een verwijtbaar (te) laat ingediend beroep. Van hem kon niet worden verwacht dat hij in dit geval een andere dan de reguliere termijn tot zijn beschikking had.
Hoe nu verder? Deze stap van de Afdeling valt toe te juichen en past in de tendens om terug te keren naar de doelstelling van de Algemene wet bestuursrecht, namelijk om bestuursrechtelijke procedures laagdrempelig te laten zijn. Hopelijk volgen ook de andere hoogste bestuursrechters deze lijn van de Afdeling en stappen we langzaam – maar het liefst wat sneller – af van de soms wel erg hoge drempels voor toegang tot de rechter.