Vrijspraak voor onderneming: geen schending van de zorgplicht

Vrijspraak voor onderneming: geen schending van de zorgplicht

Het hof Arnhem-Leeuwarden heeft op 30 februari 2024 een leeswaardig arrest gewezen. Een onderneming is in de strafzaak vrijgesproken voor het in strijd handelen met artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet. Het hof overweegt als volgt:

“Verdachte was werkgever van […] werknemer 1 en werknemer 2 […]. In die hoedanigheid had zij een zorgplicht met betrekking tot de veiligheid van deze werknemers. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verdachte na het verkrijgen van de opdracht […] een VG&M-plan heeft opgesteld. Uit dit VG&M-plan blijkt dat bij de risicobeoordeling het gevaar van het werken langs de weg en het aanrijdgevaar bij het werken met een hoogwerker door verdachte onderkend is. Hierop heeft verdachte medeverdachte, een gerenommeerd bedrijf met veel ervaring in het betreffende werkveld, ingeschakeld. De medeverdachte heeft vervolgens een offerte met daarin onder meer de door verdachte voorgestelde veiligheidsmaatregelen opgesteld en daarna in opdracht van verdachte gedurende de werkzaamheden voor verkeersmaatregelen gezorgd.

Het hof stelt vast dat verdachte op deze wijze voor het veiligheidsaspect van de uit te voeren werkzaamheden een beroep op medeverdachte heeft gedaan. Onder die omstandigheden is geen sprake geweest van een samenwerking tussen verdachte en medeverdachte met betrekking tot de invulling en planning van de veiligheidsmaatregelen. Daarnaast is het hof van oordeel dat verdachte geen reden had om te moeten of hoeven twijfelen aan de veiligheid van de door medeverdachte voorgestelde maatregelen. Naar het oordeel van het hof heeft verdachte zich – gelet op de professionaliteit van medeverdachte en de overeenkomsten tussen de voorgestelde maatregelen in de aanvraag en de geboden offerte – mogen beperken tot een marginale toetsing van de genomen maatregelen. Dat verdachte een (onduidelijke) tekening heeft meegestuurd bij de offerte-aanvraag en niet meer om een expliciete reactie heeft gevraagd op de in de e-mail aan medeverdachte gestelde vraag over de voorgestelde maatregelen doet daar niet aan af. Verdachte was niet gehouden om dergelijke voorstellen aan medeverdachte te doen en zij mocht erop vertrouwen dat met de offerte passende maatregelen werden getroffen, tot meer was zij evenmin gehouden. Het feit dat medeverdachte de app Globe Spotter heeft gebruikt voor het beoordelen van de situatie op het kruispunt door middel van een luchtfoto, en niet ter plaatse is gaan kijken, is volgens het hof ook geen reden om van verdachte meer oplettendheid dan gebruikelijk te eisen. Verdachte mocht immers op de deskundigheid van medeverdachte vertrouwen.


Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat verdachte niet verweten kan worden nalatig te hebben gehandeld, terwijl zij wist of redelijkerwijs moest weten dat daardoor levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van haar werknemers ontstond of te verwachten was.”

Deze overweging laat onder meer zien dat meerdere ondernemingen als verdachte aangemerkt kunnen worden, en dat het van belang is om voor een degelijke. Toereikende schriftelijke vastlegging wordt overgegaan. Ook kunnen uit deze overweging enkele handvatten worden geput voor de vraag wanneer een onderneming vertrouwen mag hebben in ingeschakelde partij, en wanneer van een onderneming niet meer dan een marginale toetsing kan worden verwacht ten aanzien van de door de ingeschakelde partij genomen maatregelen. Op basis van concrete feiten en omstandigheden kan de conclusie (dus) zijn dat een verdachte onderneming dus niet nalatig is geweest in de op haar rustende zorgplicht die voortvloeit uit artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet. Een mooie uitspraak omdat een schending van artikel 32 van de Arbeidsomstandigheden doorgaans wordt bewezenverklaard.