Welkom op onze nieuwsbriefpagina. Regelmatig publiceren wij hier de highlights op het gebied van het bestuursrecht, het strafrecht, het boete- en sanctierecht en het (overheids)aansprakelijkheidsrecht. Hierbij ligt de nadruk op actuele ontwikkelingen in wetgeving en jurisprudentie en actualiteiten gerelateerd aan ons kantoor.
Nieuwsbrief september 2023
Inhoud
1. Bezwaar en beroep mogelijk tegen een gedoogbeschikking – Remko Wijling
2. Bedrijfsongeval? De verplichtingen van een werkgever en he eerste bezoek van de arbeidsinspectie – Laura Hinrichs en Remko Wijling
3. Ook de civiele rechter mag zich over de Wet Bibob uitlaten – Remko Wijling
4. Bibob-voorschriften moeten doeltreffend zijn – Remko Wijling
Bezwaar en beroep mogelijk tegen een gedoogbeschikking – Remko Wijling
Voortaan staat rechtsbescherming open tegen een gedoogverklaring voor de verkoop van softdrugs (inclusief de voorwaarden), een weigering van een gedoogverklaring en een intrekking van een gedoogverklaring. De Afdeling heeft namelijk op 13 september 2023 geoordeeld dat dergelijke verklaringen voor de toepassing van de wettelijke regels over bezwaar en beroep zowel voor derden als voor de overtreder met een besluit worden gelijkgesteld.
De Afdeling is tot dit oordeel gekomen gelet op – kort gezegd – de bijzondere positie van coffeeshops. Exploitatie wordt enerzijds (nog steeds) als illegaal beschouwd, terwijl zij anderzijds wel met overheidsregulering te maken krijgen. De Afdeling oordeelt dat het onder die omstandigheden onevenredig bezwarend om van een exploitant te verlangen dat hij voor beoordeling van de vraag of en onder welke voorwaarden zijn coffeeshop wordt gedoogd, is aangewezen op de voor hem risicovolle weg van het uitlokken van een handhavingsbesluit.
Dit argument geldt mogelijk niet voor derden die een handhavingsverzoek zouden kunnen uitlokken, maar de Afdeling ziet mijns inziens terecht af van het maken van een onderscheid. Dit zou de rechtsbescherming alleen maar (nodeloos) ingewikkeld maken.
Met deze uitspraak wordt de nodige rechtsbescherming geboden aan alle partijen, en zijn procedures over de vraag of bezwaar en beroep openstaat (en of dus geprocedeerd mag worden) als het goed is verleden tijd. Ook in reeds lopende zaken.
Bedrijfsongeval? De verplichtingen van een werkgever en he eerste bezoek van de arbeidsinspectie – Laura Hinrichs en Remko Wijling
Kantoorgenoten Remko Wijling en Laura Hinrichs publiceerden hun eerste artikel in een serie van vier op Arbeidsveiligheid.net. In deze serie wordt bestuurs- en strafrechtkennis gebundeld om daarmee verschillende juridische aspecten te belichten die relevant (kunnen) zijn bij een bedrijfsongeval.
In dit eerste artikel wordt ingegaan op de verplichtingen van de werkgever en het eerste bezoek van de Nederlandse Arbeidsinspectie. Wie is eigenlijk werkgever? Wanneer moet je een ongeval melden? Wat zijn praktische tips als de Nederlandse Arbeidsinspectie op de stoep staat, en wat te doen als de Nederlandse Arbeidsinspectie met personen in gesprek wenst te gaan?
Ook de civiele rechter mag zich over de Wet Bibob uitlaten – Remko Wijling
Niet alleen de bestuursrechter mag zich uitlaten over de Wet Bibob. In het geval de Wet Bibob leidt tot de weigering een vastgoedtransactie aan te gaan is de civiele rechter aan zet. Is de weigering van bijvoorbeeld een gemeente om een transactie aan te gaan onterecht, dan is sprake van een onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW.
De rechtbank Noord-Holland wees op 25 september jl. vonnis in een zaak waarin een gemeente werd gedagvaard vanwege de beslissing om geen vastgoedtransactie aan te gaan. De rechtbank geeft in dit vonnis een inkijkje in de toetsing aan de Wet Bibob door de civiele rechter. Deze bijdrage biedt onvoldoende ruimte voor een uitgebreide bespreking, maar enkele punten van aandacht heb ik hieronder samengevat.
Door verzoekers is een beroep gedaan op de Bibob-jurisprudentie van de bestuursrechter in het kader van vergunningen en is gesteld dat de gemeente de onderhandelingen niet mocht afbreken omdat het gevaar niet ernstig genoeg was. De rechtbank wijst er terecht op dat aan de gemeente anders dan in het bestuursrechtelijke spoor contractsvrijheid toekomt. Een gemeente mag er dus voor kiezen alleen een overeenkomst aan te gaan met een partij als er geen gevaar bestaat, waarbij enige mate van gevaar in principe al genoeg is om die keuze te rechtvaardigen.
Opvallend is dat – anders dan bijvoorbeeld de uitspraak ECLI:NL:RBAMS:2022:6958 – de rechtbank geen overwegingen wijdt aan de begrenzing van de contractsvrijheid. Immers, ook in het geval van een vastgoedtransactie spelen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur nog wel een beperkende rol.
De rechtbank volgt niet het standpunt dat ten onrechte informatie is gedeeld door tussen de gemeente en het RIEC en wijst op het RIEC-convenant als voldoende wettelijke basis. De rechtbank zoekt expliciet aansluiting bij de jurisprudentie van de Afdeling waarin in gelijke zin is geoordeeld.
Verder – en meer specifiek naar de weigering om een overeenkomst aan te gaan – overweegt de rechtbank dat de basis hiervoor is het advies van het LBB. In ieder geval bestaat een wettelijke basis voor deze uitwisseling van informatie tussen het LBB en (in dit geval) de Belastingdienst.
Voor wat betreft de vraag of de onschuldpresumptie is geschonden en de vraag of opzet bestond ten aanzien van het verkeerd invullen van het formulier, wordt weer in lijn met de Afdeling geoordeeld. Opzet hoeft niet te worden bewezen en de Wet Bibob kent een preventief doel. Tot slot slaagt ook het beroep op de proportionaliteitstoets niet. Het bedrijf kan blijven voortbestaan en kavels kunnen ook van andere partijen dan de gemeente worden gekocht. Verder mocht de gemeente afgaan op de expertise van het LBB. Er zijn geen redenen aangevoerd die maken dat dit advies niet zou deugen. De weigering om de transactie aan te gaan blijft dan ook in stand.
De civiele rechter volgt dus de lijn van de bestuursrechter. Wel blijft de contractsvrijheid en met name de begrenzing daarvan een punt van aandacht.
Bibob-voorschriften moeten doeltreffend zijn – Remko Wijling
Als geen sprake is van een ernstige mate van gevaar, maar wel van een mindere mate van gevaar als bedoeld in de Wet Bibob mogen aan een beschikking voorschriften worden verbonden. Die voorschriften moeten wel bijdragen aan het wegnemen of het beperken van het verminderde gevaar dat opnieuw overtredingen zullen plaatsvinden. Kort en goed, voorschriften moeten doeltreffend zijn.
In een uitspraak van de Afdeling van woensdag 13 september jl. stonden – onder meer – de door een burgemeester aan een exploitatievergunning verbonden voorschriften ter discussie. Deze voorschriften waren aan de vergunning verbonden vanwege eerdere overtredingen van belastingwetgeving door de voormalig exploitant (en broer van de huidige exploitant) en het verminderde gevaar in dat verband.
Voor zover de voorschriften betrekking hadden op het voorkomen van bemoeienis door de voormalig exploitant met de financiële huishouding van de onderneming troffen zij doel en mochten zij aan de vergunning worden verbonden. Het voorschrift dat de voormalig exploitant de onderneming niet mocht betreden – eveneens om bemoeienis te voorkomen – kon echter de toets der kritiek van de Afdeling niet doorstaan. Nog los van het feit dat de voormalig exploitant boven de onderneming woonde, kon hij ook via andere kanalen (telefoon, e-mail, WhatsApp) contact opnemen met de huidige exploitant. De wel toelaatbare voorschriften voorzagen bovendien al in het voorkomen van bemoeienis. Het voorschrift werd dan ook als niet doelmatig en disproportioneel beoordeeld door de Afdeling, omdat het een te grote inbreuk op de bewegingsvrijheid zou maken.
Uit deze uitspraak van de Afdeling volgt weer eens dat het zaak is om niet zonder meer voorschriften op te stellen en aan een vergunning te verbinden. Maatwerk is aan de orde, en ieder voorschrift moet zowel doeltreffend zijn als proportioneel. Voor een persoon die met voorschriften wordt geconfronteerd is het uiteraard ook zaak om voorschriften ook op deze punten te beoordelen en zo nodig en goed gemotiveerd aan te vechten.